door Michael Renssen

In de aanloop naar 4 mei 2021 moeten mensen zich hebben afgevraagd: wie laten we dit jaar op De Dam speechen? De vraag was dit jaar extra precair; de spreker van 4 mei 2020 was de koning zélf geweest. En hij had een voortreffelijk verhaal verteld. Eerlijk, geheel vanuit zichzelf en doorspekt met oprechte emoties. Willem Alexander brak met een traditie van enigszins hoogdravende toespraken. Speeches waarin veel waarheid en duiding waren besloten. Maar die voor de overgrote meerderheid van de bevolking nauwelijks te volgen, laat staan te begrijpen waren.

Willem-Alexander sprak vorig jaar tijdens de eerste coronagolf. Veel lof viel hem ten deel. Zo hadden we de koning nog niet meegemaakt. We hielden van zijn eenvoudige toonzetting, van de manier waarop hij groot leed menselijk en voelbaar maakte. Er waren toen nog gevoelens van harmonie en eensgezindheid, die in de weken en maanden daarna vlot zouden verdwijnen. Zijn toespraak viel dus in een spreekwoordelijk gespreid bedje. Dat zou dit jaar anders zijn.

Dodenherdenking en bevrijdingsdag: twee iconen van nationale eensgezindheid. Die eensgezindheid is verdwenen, onder impuls van soortgelijke tweedracht en chaos zaaiende krachten, die ooit de oorzaak ervan waren dat we überhaupt Dodenherdenking en Bevrijdingsdag vieren. En onder zulke omstandigheden zou de spreker van 2021 gepolariseerde bevolkingsgroepen moeten verbinden. Voorwaar een hele opgave.

Ik weet niet wie uiteindelijk zijn of haar vinger opstak en zei: “Misschien is André van Duin een optie?” Was het Gerdi Verbeet, de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei? Was het misschien de koning zelf, die eerder ervan blijk gaf nationale gebeurtenissen iets laagdrempeliger te willen aanvliegen? Ik zou het heel graag willen weten, maar we zullen er misschien nooit achter komen.

André van Duin, de man waarin je geen vijand kunt zien. Sterker, de allemansvriend waarom je lacht, of waarvan je de liedjes beluistert, of zijn Dik Voormekaar Shows. De man die je met amateurpatissiers taarten ziet bakken. Én de man die in het afgelopen jaar groot leed meemaakte. Die man moest op 4 mei 2021 de ziel van ons land balsemen.

André kwam, zag en overwon. Hoewel hij het zelf ongetwijfeld niet zo ziet. Tijdens zijn toespraak zag je hoe stemmen op Twitter veranderden van vuig en grof beledigend (waarbij vooral de ietwat theatrale en dus niet begrepen dichteres eerder in het programma het moest ontgelden), naar geëmotioneerd. Ik voelde dat halverwege zijn verhaal de tranen over mijn wangen biggelden. En merkte op sociale media dat ik geenzins de enige was die zijn emoties niet meester was.

Zijn toespraak was een zeldzame combinatie van authentieke gevoelens, van menselijk leed, van stilstaan bij het goede wat onze samenleving te bieden heeft, van optimisme en oprechtheid. Nergens klonk kritiek door op hen die het begrip vrijheid in de afgelopen periode hebben misbruikt. Hij raakte iedereen op een positieve manier. De bestaande polarisatie werd voor hem geen valkuil. Integendeel. De mens André van Duin vertegenwoordigde enkele minuten lang de harmonie en eensgezindheid van een heel land. Eensgezindheid die we kwijt zijn, maar waar we wél naar op zoek zijn. Zeker bij Dodenherdenking.

Niemand anders dan André van Duin had mijns inziens deze taak, deze toespraak, op dit moment én onder deze omstandigheden, tot een goed einde kunnen brengen. Het was werkelijk een briljant idee …